De aanzegverplichting bij een contract voor bepaalde tijd; recente ontwikkelingen

4 jul 2018

 

 

Sinds de invoering van de WWZ moeten werkgevers één maand voor de einddatum schriftelijk melden of zij de arbeidsovereenkomst willen verlengen en, zo ja, onder welke voorwaarden. Deze aanzegverplichting is vastgelegd in artikel 7:668 lid 1 onder a BW. Indien deze verplichting wordt geschonden, dient de werkgever een vergoeding aan de werknemer te betalen. Deze aanzegvergoeding bedraagt maximaal één maandsalaris.

 

Ook aanzeggen bij voortzetting dienstverband

Uit dit wetsartikel blijkt dat deze verplichting ook geldt wanneer de arbeidsovereenkomst wordt voortgezet. Dit lijkt overdreven en omslachtig, maar een recente uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden laat zien dat het noodzakelijk is.

 

De casus

In deze uitspraak speelde het volgende. De werkneemster was op 7 november 2016 in dienst getreden bij de werkgever als baliemedewerkster. De arbeidsovereenkomst was aangegaan voor 6 maanden en eindigde derhalve op 6 mei 2017. Op 30 maart 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de werkgever en de werkneemster. In dat gesprek is door de werkgever aangegeven dat de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden zou worden voortgezet voor de duur van 12 maanden. De werknemer heeft hiermee tijdens dit gesprek ingestemd. Van dit gesprek is geen schriftelijk verslag gemaakt.

 

De werkneemster zegde op en maakte aanspraak op aanzegvergoeding

Op 24 april 2017 deelde de werkneemster aan de werkgever mee dat zij de arbeidsovereenkomst toch niet wilde verlengen. Tegelijkertijd maakte zij wél aanspraak op de aanzegvergoeding. De werkgever weigerde deze evenwel te betalen. In zijn ogen was hij deze niet verschuldigd, omdat de werknemer zelf niet wilde verlengen. Ook verwees de werkgever naar de omstandigheid dat er reeds overeenstemming bestond over de verlenging, zodat de werknemer niet eenzijdig op haar instemming kon terugkomen.

 

Het oordeel van het hof

Het gerechtshof oordeelde anders…

In de procedure die volgde ontkende de werkneemster dat tijdens het gesprek van 30 maart 2017 duidelijk was geworden dat de arbeidsovereenkomst zou worden voortgezet. Om die reden zou zij op 24 april 2017 hebben meegedeeld dat zij de arbeidsovereenkomst niet wilde verlengen. Partijen hadden dus ieder een geheel eigen kijk op de feiten. Het gerechtshof geeft aan dat dit nu juist één van de redenen is waarom in de wet is opgenomen dat de aanzegverplichting schriftelijk moet geschieden. Wanneer dat gebeurt, kan er geen onduidelijkheid bestaan over de eventuele voortzetting van het dienstverband. Nu daaraan niet is voldaan, dient de werkgever de aanzegvergoeding te voldoen. De werkgever wordt om die reden zelfs niet in de gelegenheid gesteld om op andere wijze te bewijzen dat het gesprek van 30 maart 2017 heeft plaatsgevonden.

 

Advies: leg altijd schriftelijk vast of een contract wél of niet wordt verlengd!

 

Het is dus ten zeerste aan te raden om altijd schriftelijk aan de werknemer aan te geven of een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd al dan niet wordt voortgezet. Wanneer deze mededeling in een persoonlijk gesprek wordt gedaan, is het verstandig om de beslissing schriftelijk te bevestigen. Dit dient ook te gebeuren als de arbeidsovereenkomst onder dezelfde voorwaarden voor een nadere termijn zal doorlopen. Wanneer u hierover vragen hebt, bespreken wij graag met u wat wij voor u kunnen betekenen.